Vertaling van Zaubern

Inhoud:

Duits
Nederlands
Zauber [m] (der ~), Zaubern {zn.}
toverij [v]
hexen, Zauberei treiben, zaubern {ww.}
tjsoenen
toveren 
heksen

wir zaubern
sie zaubern

wij toveren
zij toveren
» meer vervoegingen van toveren



Gerelateerd aan Zaubern

Zauber - hexen - Zauberei treiben - zaubern