Vertaling van abbröckeln
Inhoud:
Duits
Nederlands
bröckeln, abbröckeln, krümeln, abkrümeln {ww.}
kleinmaken
gruizelen
gruizelen
ich werde abbröckeln
du wirst abbröckeln
er/sie/es wird abbröckeln
ik zal kleinmaken
jij zult kleinmaken
hij/zij/het zal kleinmaken
» meer vervoegingen van kleinmaken