Vertaling van abfallen

Inhoud:

Duits
Nederlands
abfallen {ww.}
hellen
afhellen
glooien

ich werde abfallen
du wirst abfallen
er/sie/es wird abfallen

ik zal hellen
jij zult hellen
hij/zij/het zal hellen
» meer vervoegingen van hellen

herabsteigen, heruntersteigen, hinabsteigen, hinuntersteigen, herabgehen, heruntergehen, hinabgehen, hinuntergehen, herabfahren, herunterfahren, hinabfahren, hinunterfahren, herabfliegen, herunterfliegen, hinabfliegen, hinunterfliegen, sich senken, bergab gehen, abschüssig sein, abfallen, talwärts fließen, talabwärts fließen, fallen {ww.}
zakken
dalen 
afdalen 

ich werde abfallen
du wirst abfallen
er/sie/es wird abfallen

ik zal zakken
jij zult zakken
hij/zij/het zal zakken
» meer vervoegingen van zakken

Ich will nicht durch meine Prüfungen fallen.
Ik wil niet zakken voor mijn examens.
entfallen, verfallen, herunterfallen, abfallen, ausfallen {ww.}
afvallig worden
uitvallen
afvallen 

ich werde abfallen
du wirst abfallen
er/sie/es wird abfallen

ik zal uitvallen
jij zult uitvallen
hij/zij/het zal uitvallen
» meer vervoegingen van uitvallen