Vertaling van abschließen

Inhoud:

Duits
Nederlands
beschließen, enden, beenden, endigen, beendigen, erledigen, vollenden, abschließen, schließen, einstellen {ww.}
voleindigen
uitmaken 
besluiten 
beëindigen
afsluiten 
afmaken 

ich werde abschließen
du wirst abschließen
er/sie/es wird abschließen

ik zal voleindigen
jij zult voleindigen
hij/zij/het zal voleindigen
» meer vervoegingen van voleindigen

schließen, verschließen, zumachen, abschließen, beenden, abstellen, stillegen, abdrehen, zudrehen, einschließen, stecken {ww.}
toedoen
dichtmaken
sluiten 
dichtdoen

ich werde abschließen
du wirst abschließen
er/sie/es wird abschließen

ik zal toedoen
jij zult toedoen
hij/zij/het zal toedoen
» meer vervoegingen van toedoen

einen Vertrag schließen, abschließen {ww.}
afsluiten 
contracteren
aangaan 

ich werde abschließen
du wirst abschließen
er/sie/es wird abschließen

ik zal afsluiten
jij zult afsluiten
hij/zij/het zal afsluiten
» meer vervoegingen van afsluiten