Vertaling van absondern

Inhoud:

Duits
Nederlands
absondern, abteilen, abtrennen, scheiden, trennen, abscheiden, separieren, beiseite nehmen {ww.}
schiften
scheiden 
afscheiden 
afzonderen 

ich werde absondern
du wirst absondern
er/sie/es wird absondern

ik zal schiften
jij zult schiften
hij/zij/het zal schiften
» meer vervoegingen van schiften

absondern, außer Verbindung setzen, isolieren {ww.}
isoleren 
afzonderen 

ich werde absondern
du wirst absondern
er/sie/es wird absondern

ik zal isoleren
jij zult isoleren
hij/zij/het zal isoleren
» meer vervoegingen van isoleren

exsudieren, ausschwitzen, absondern {ww.}
uitzweten

ich werde absondern
du wirst absondern
er/sie/es wird absondern

ik zal uitzweten
jij zult uitzweten
hij/zij/het zal uitzweten
» meer vervoegingen van uitzweten

ausschalten, ausstoßen, eliminieren, wegschaffen, ausscheiden, absondern, kaltstellen, beseitigen, aus dem Weg räumen, ausmerzen {ww.}
wegwerken
uitschakelen
verwijderen
elimineren 

ich werde absondern
du wirst absondern
er/sie/es wird absondern

ik zal wegwerken
jij zult wegwerken
hij/zij/het zal wegwerken
» meer vervoegingen van wegwerken

ausscheiden, absondern {ww.}
uitscheiden
afscheiden 

ich werde absondern
du wirst absondern
er/sie/es wird absondern

ik zal uitscheiden
jij zult uitscheiden
hij/zij/het zal uitscheiden
» meer vervoegingen van uitscheiden