Vertaling van anbauen
Inhoud:
Duits
Nederlands
aufziehen, bilden, erziehen, züchten, ausbilden, ziehen, kultivieren, anbauen {ww.}
ich werde anbauen
du wirst anbauen
er/sie/es wird anbauen
ik zal opvoeden
jij zult opvoeden
hij/zij/het zal opvoeden
» meer vervoegingen van opvoeden