Vertaling van anfliegen
Inhoud:
Duits
Nederlands
anfliegen, heranfliegen {ww.}
aanvliegen
ich werde anfliegen
du wirst anfliegen
er/sie/es wird anfliegen
ik zal aanvliegen
jij zult aanvliegen
hij/zij/het zal aanvliegen
» meer vervoegingen van aanvliegen