Vertaling van angeben

Inhoud:

Duits
Nederlands
angeben, anzeigen, denunzieren, hinterbringen, anschwärzen, eine Anzeige wegen ... machen {ww.}
verklikken
aangeven 
klikken
aanbrengen 

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal verklikken
jij zult verklikken
hij/zij/het zal verklikken
» meer vervoegingen van verklikken

angeben, den Vorwand brauchen, vorgeben, vorschützen {ww.}
voorgeven
voorwenden
doen alsof

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal voorgeven
jij zult voorgeven
hij/zij/het zal voorgeven
» meer vervoegingen van voorgeven

angeben, weisen, anweisen, hinweisen, zeigen {ww.}
tonen
laten zien
wijzen 
uitwijzen
vertonen
tentoonspreiden

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal tonen
jij zult tonen
hij/zij/het zal tonen
» meer vervoegingen van tonen

Ich werde Ihnen die Stadt zeigen.
Ik zal je de stad laten zien.
Ich werde euch ein paar Bilder zeigen.
Ik zal jullie wat foto's laten zien.
angeben, mitteilen, verkünden, ankündigen, melden {ww.}
verwittigen 
mededelen 
in kennis stellen
meedelen
aankondigen 

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal verwittigen
jij zult verwittigen
hij/zij/het zal verwittigen
» meer vervoegingen van verwittigen

angeben, berichten, melden, rapportieren, referieren {ww.}
verslag uitbrengen
verslaan 
melden 
overbrengen
aanbrengen 

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal verslaan
jij zult verslaan
hij/zij/het zal verslaan
» meer vervoegingen van verslaan

angeben, aushändigen, einhändigen, herreichen, überliefern, übergeben, überreichen {ww.}
aangeven 
aanreiken 
afdragen 
overbrengen
overgeven 
toereiken

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven

anführen, erwähnen, nennen, zitieren, angeben, zugedenken, vorladen {ww.}
noemen 
citeren 

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal noemen
jij zult noemen
hij/zij/het zal noemen
» meer vervoegingen van noemen

Die Leute nennen ihn Dave.
Mensen noemen hem Dave.
Wir nennen unseren Hund Pochi.
We noemen onze hond Pochi.
ausposaunen, prahlen, aufschneiden, angeben, sich brüsten {ww.}
stoffen
zwetsen
snorken
snoeven
pochen
opscheppen
bluffen

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal stoffen
jij zult stoffen
hij/zij/het zal stoffen
» meer vervoegingen van stoffen

erteilen, geben, angeben, herreichen, verabreichen, reichen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, ergeben, gewähren, gestatten {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 

ich werde angeben
du wirst angeben
er/sie/es wird angeben

ik zal geven
jij zult geven
hij/zij/het zal geven
» meer vervoegingen van geven

Kühe geben Milch.
Koeien geven melk.
Sie geben nichts.
Zij geven niets.