Vertaling van anwenden
Inhoud:
Duits
Nederlands
anwenden, verwenden, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, auflegen {ww.}
ich werde anwenden
du wirst anwenden
er/sie/es wird anwenden
ik zal toepassen
jij zult toepassen
hij/zij/het zal toepassen
» meer vervoegingen van toepassen
ich werde anwenden
du wirst anwenden
er/sie/es wird anwenden
ik zal gebruiken
jij zult gebruiken
hij/zij/het zal gebruiken
» meer vervoegingen van gebruiken
Kann ich dein Telefon benutzen?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Du kannst meine Yacht benutzen.
Je mag mijn jacht gebruiken.
Anwendung , Anwenden {zn.}
toepassing
aanwending
aanwending
Anwendung , Anwenden {zn.}
toepassing
aanwending
aanwending