Vertaling van auf-

Inhoud:

Duits
Nederlands
auf-, los-
an, gegen, gegenüber, wider, auf {vz.}
jegens 
met 
tegen 
tegenaan 
tegenover 
versus
an, in, nach, zu, auf ... zu, nach ... hin, gegen, bei, auf, von, vor {vz.}
aan 
bij 
naar 
tegen 
tot 
voor 
op 
an, auf {vz.}
aan 
op 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Pass auf dich auf.

Zorg goed voor jezelf.

Stehe auf!

Sta op!

Auf Wiederschauen.

Tot ziens!

Pass vor allem auf Taschendiebe auf.

Pas vooral op voor zakkenrollers.

Stehen Sie bitte auf.

Sta recht, alsjeblieft.

Hör auf meinen Rat!

Volg mijn advies!

Sie wachte auf.

Ze werd wakker.

Ich bin auf Diät.

Ik ben op dieet.

Ich gebe niemals auf.

Ik geef nooit op.

Sag es auf Englisch.

Zeg het in het Engels.

Wartest du auf etwas?

Wacht je ergens op?

Iss deinen Spinat auf!

Eet je spinazie helemaal op.

Baumwolle nimmt Wasser auf.

Katoen neemt water op.

Schreib seine Adresse auf.

Schrijf zijn adres op.

Niemand achtet auf sie.

Niemand lette op haar.


Gerelateerd aan auf-

synoniemen

los- - an - gegen - gegenüber - wider - auf - in - nach - zu - auf ... zu - nach ... hin - bei - von - vor