Vertaling van aufbauen
Inhoud:
Duits
Nederlands
basieren, sich gründen, sich stützen, aufbauen, fußen {ww.}
steunen
gebaseerd zijn
gebaseerd zijn
ich werde aufbauen
du wirst aufbauen
er/sie/es wird aufbauen
ik zal steunen
jij zult steunen
hij/zij/het zal steunen
» meer vervoegingen van steunen
ich werde aufbauen
du wirst aufbauen
er/sie/es wird aufbauen
ik zal bouwen
jij zult bouwen
hij/zij/het zal bouwen
» meer vervoegingen van bouwen
Unser Betrieb plant, in Russland eine neue Chemiefabrik zu bauen.
Ons bedrijf is van plan een nieuwe chemische fabriek te bouwen in Rusland.
Sein Plan ist es, eine Brücke über diesen Fluss zu bauen.
Zijn plan is, een brug over die rivier te bouwen.