Vertaling van aufblasen
Duits
Nederlands
aufblasen {ww.}
opblazen
ich werde aufblasen
du wirst aufblasen
er/sie/es wird aufblasen
ik zal opblazen
jij zult opblazen
hij/zij/het zal opblazen
» meer vervoegingen van opblazen
ich werde aufblasen
du wirst aufblasen
er/sie/es wird aufblasen
ik zal opblazen
jij zult opblazen
hij/zij/het zal opblazen
» meer vervoegingen van opblazen