Vertaling van aufdrängen
Inhoud:
Duits
Nederlands
aufdrängen, aufnötigen, dringen, aufdringen {ww.}
opdringen
forceren
forceren
ich werde aufdrängen
du wirst aufdrängen
er/sie/es wird aufdrängen
ik zal opdringen
jij zult opdringen
hij/zij/het zal opdringen
» meer vervoegingen van opdringen
anmuten, andrehen, aufdrängen {ww.}
zich opdringen