Vertaling van auffallen

Inhoud:

Duits
Nederlands
auffallen {ww.}
opvallen

ich werde auffallen
du wirst auffallen
er/sie/es wird auffallen

ik zal opvallen
jij zult opvallen
hij/zij/het zal opvallen
» meer vervoegingen van opvallen

sich hervortun, sich unterscheiden, sich abheben, hervortreten, auffallen {ww.}
zich onderscheiden
zich uitzonderen
uitmunten

ich werde auffallen
du wirst auffallen
er/sie/es wird auffallen

ik zal uitmunten
jij zult uitmunten
hij/zij/het zal uitmunten
» meer vervoegingen van uitmunten

klopfen, schlagen, pochen, aufschlagen, branden, frappieren, in Erstaunen setzen, überraschen, stutzig machen, ins Auge fallen, auffallen, befallen, heimsuchen, kommen über {ww.}
opvallen
kloppen 
slaan
klappen

ich werde auffallen
du wirst auffallen
er/sie/es wird auffallen

ik zal opvallen
jij zult opvallen
hij/zij/het zal opvallen
» meer vervoegingen van opvallen