Vertaling van aufgelegt
Inhoud:
Duits
Nederlands
geneigt, aufgelegt {bn.}
geneigd
anwenden, verwenden, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, auflegen {ww.}
ich habe aufgelegt
du hast aufgelegt
er/sie/es hat aufgelegt
ik heb toegepast
jij hebt toegepast
hij/zij/het heeft toegepast
» meer vervoegingen van toepassen
ich habe aufgelegt
du hast aufgelegt
er/sie/es hat aufgelegt
ik heb aangetrokken
jij hebt aangetrokken
hij/zij/het heeft aangetrokken
» meer vervoegingen van aantrekken
Gravitation ist die Naturkraft, mit der sich Gegenstände gegenseitig anziehen.
Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Was soll ich anziehen — eine Hose oder einen Rock?
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?