Vertaling van aufwaschen
Inhoud:
Duits
Nederlands
aufwaschen {ww.}
afwassen
ich werde aufwaschen
du wirst aufwaschen
er/sie/es wird aufwaschen
ik zal afwassen
jij zult afwassen
hij/zij/het zal afwassen
» meer vervoegingen van afwassen
abwaschen, aufwaschen {ww.}
de afwas doen
de vaat doen
de vaat wassen
afwassen
de vaat doen
de vaat wassen
afwassen
ich werde aufwaschen
du wirst aufwaschen
er/sie/es wird aufwaschen
ik zal afwassen
jij zult afwassen
hij/zij/het zal afwassen
» meer vervoegingen van afwassen