Vertaling van aufwickeln

Inhoud:

Duits
Nederlands
spulen, aufspulen, wickeln, aufwickeln {ww.}
opwinden
winden
op een klos winden
spoelen

ich werde aufwickeln
du wirst aufwickeln
er/sie/es wird aufwickeln

ik zal opwinden
jij zult opwinden
hij/zij/het zal opwinden
» meer vervoegingen van opwinden



Gerelateerd aan aufwickeln

spulen - aufspulen - wickeln