Vertaling van aufzehren
Inhoud:
Duits
Nederlands
aufessen, aufzehren {ww.}
opeten
verorberen
verorberen
ich werde aufzehren
du wirst aufzehren
er/sie/es wird aufzehren
ik zal opeten
jij zult opeten
hij/zij/het zal opeten
» meer vervoegingen van opeten
Ich möchte das aufessen.
Ik wil het opeten.
abnutzen, aufzehren, konsumieren, verbrauchen, zehren, verzehren {ww.}
verteren
verorberen
slopen
verbruiken
consumeren
verorberen
slopen
verbruiken
consumeren
ich werde aufzehren
du wirst aufzehren
er/sie/es wird aufzehren
ik zal verteren
jij zult verteren
hij/zij/het zal verteren
» meer vervoegingen van verteren