Vertaling van ausbilden

Inhoud:

Duits
Nederlands
ausbilden, vervollkommnen {ww.}
volmaken
vervolmaken
verbeteren 

ich werde ausbilden
du wirst ausbilden
er/sie/es wird ausbilden

ik zal volmaken
jij zult volmaken
hij/zij/het zal volmaken
» meer vervoegingen van volmaken

aufziehen, bilden, erziehen, züchten, ausbilden, ziehen, kultivieren, anbauen {ww.}
opvoeden
opleiden
grootbrengen 
kweken
dresseren

ich werde ausbilden
du wirst ausbilden
er/sie/es wird ausbilden

ik zal opvoeden
jij zult opvoeden
hij/zij/het zal opvoeden
» meer vervoegingen van opvoeden

exerzieren, üben, einüben, einexerzieren, ausbilden, schulen {ww.}
oefenen 
drillen

ich werde ausbilden
du wirst ausbilden
er/sie/es wird ausbilden

ik zal oefenen
jij zult oefenen
hij/zij/het zal oefenen
» meer vervoegingen van oefenen

Kann ich mit Ihnen üben?
Kan ik met je oefenen?