Vertaling van ausblasen
Duits
Nederlands
ausblasen {ww.}
uitblazen
ich werde ausblasen
du wirst ausblasen
er/sie/es wird ausblasen
ik zal uitblazen
jij zult uitblazen
hij/zij/het zal uitblazen
» meer vervoegingen van uitblazen
ich werde ausblasen
du wirst ausblasen
er/sie/es wird ausblasen
ik zal uitblazen
jij zult uitblazen
hij/zij/het zal uitblazen
» meer vervoegingen van uitblazen