Vertaling van auseinander nehmen
Inhoud:
Duits
Nederlands
in seine Teile zerlegen, in Einzelteile erlegen, zergliedern, auseinander nehmen {ww.}
verkruimelen
ontleden
slibben
kruimelen
ontleden
slibben
kruimelen
demontieren, auseinander nehmen {ww.}
uit elkaar nemen
uiteennemen
demonteren
uiteennemen
demonteren