Vertaling van auseinandergehen

Inhoud:

Duits
Nederlands
auseinandergehen, divergieren, auseinanderlaufen, voreinander abweichen {ww.}
uiteenlopen
divergeren

er/sie/es wird auseinandergehen
sie werden auseinandergehen
er/sie/es würde auseinandergehen

hij/zij/het zal uiteenlopen
zij zult uiteenlopen
hij/zij/het zal uiteenlopen
» meer vervoegingen van uiteenlopen

auseinandergehen {ww.}
zich verspreiden
uiteengaan
vaneengaan
scheiden 

ich werde auseinandergehen
du wirst auseinandergehen
er/sie/es wird auseinandergehen

ik zal scheiden
jij zult scheiden
hij/zij/het zal scheiden
» meer vervoegingen van scheiden

sich trennen, auseinandergehen {ww.}
zich scheiden
uiteengaan

er/sie/es wird auseinandergehen
sie werden auseinandergehen
er/sie/es würde auseinandergehen

hij/zij/het zal uiteengaan
zij zult uiteengaan
hij/zij/het zal uiteengaan
» meer vervoegingen van uiteengaan

Divergenz [v] (die ~), Auseinandergehen, Abweichen [o] (das ~), Verschiedenheit [v] (die ~) {zn.}
divergentie [v]
Trennung [v] (die ~), Zerwürfnis [o] (das ~), Zwiespalt [m] (der ~), Sichtrennen, Auseinandergehen, Abschiednehmen [o] (das ~) {zn.}
scheiding [v]