Vertaling van ausklopfen
Inhoud:
Duits
Nederlands
hauen, schlagen, prügeln, klopfen, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen {ww.}
ich werde ausklopfen
du wirst ausklopfen
er/sie/es wird ausklopfen
ik zal meppen
jij zult meppen
hij/zij/het zal meppen
» meer vervoegingen van meppen
ausschlagen, herausschlagen, ausklopfen {ww.}
uitslaan
ich werde ausklopfen
du wirst ausklopfen
er/sie/es wird ausklopfen
ik zal uitslaan
jij zult uitslaan
hij/zij/het zal uitslaan
» meer vervoegingen van uitslaan