Vertaling van auskochen

Inhoud:

Duits
Nederlands
abkochen, auskochen, absieden {ww.}
afkoken 

ich werde auskochen
du wirst auskochen
er/sie/es wird auskochen

ik zal afkoken
jij zult afkoken
hij/zij/het zal afkoken
» meer vervoegingen van afkoken



Gerelateerd aan auskochen

abkochen - absieden