Vertaling van auspacken
Duits
Nederlands
auspacken {ww.}
uitpakken
ich werde auspacken
du wirst auspacken
er/sie/es wird auspacken
ik zal uitpakken
jij zult uitpakken
hij/zij/het zal uitpakken
» meer vervoegingen van uitpakken
ich werde auspacken
du wirst auspacken
er/sie/es wird auspacken
ik zal uitpakken
jij zult uitpakken
hij/zij/het zal uitpakken
» meer vervoegingen van uitpakken