Vertaling van ausschlafen
Inhoud:
Duits
Nederlands
verschlafen, ausschlafen {ww.}
verslapen
ich werde ausschlafen
du wirst ausschlafen
er/sie/es wird ausschlafen
ik zal verslapen
jij zult verslapen
hij/zij/het zal verslapen
» meer vervoegingen van verslapen
Ich habe den ganzen Nachmittag verschlafen.
Ik heb de hele namiddag verslapen.
Ich habe verschlafen und den ersten Zug verpasst.
Ik heb me verslapen en miste de eerste trein.