Vertaling van aussenden
Inhoud:
Duits
Nederlands
emanieren, herrühren, hervorgehen, ausströmen, aussenden, ausstrahlen {ww.}
emaneren
ich werde aussenden
du wirst aussenden
er/sie/es wird aussenden
ik zal emaneren
jij zult emaneren
hij/zij/het zal emaneren
» meer vervoegingen van emaneren