Vertaling van ausspülen
Inhoud:
Duits
Nederlands
gurgeln, spülen, abspülen, ausspülen {ww.}
spoelen
afspoelen
gorgelen
afspoelen
gorgelen
ich werde ausspülen
du wirst ausspülen
er/sie/es wird ausspülen
ik zal spoelen
jij zult spoelen
hij/zij/het zal spoelen
» meer vervoegingen van spoelen