Vertaling van ausstatten
Inhoud:
Duits
Nederlands
ich werde ausstatten
du wirst ausstatten
er/sie/es wird ausstatten
ik zal meegeven
jij zult meegeven
hij/zij/het zal meegeven
» meer vervoegingen van meegeven
ausrüsten, equipieren, ausstatten, ausreeden {ww.}
uitrusten
toerusten
toerusten
ich werde ausstatten
du wirst ausstatten
er/sie/es wird ausstatten
ik zal uitrusten
jij zult uitrusten
hij/zij/het zal uitrusten
» meer vervoegingen van uitrusten
besetzen, einfassen, garnieren, verzieren, ausstatten, versehen, schmücken, ausschmücken, zieren {ww.}
ich werde ausstatten
du wirst ausstatten
er/sie/es wird ausstatten
ik zal uitmonsteren
jij zult uitmonsteren
hij/zij/het zal uitmonsteren
» meer vervoegingen van uitmonsteren
anschaffen, ausstatten, versehen, versorgen {ww.}
voorzien van
stijven
provianderen
spekken
bevoorraden
stijven
provianderen
spekken
bevoorraden
ich werde ausstatten
du wirst ausstatten
er/sie/es wird ausstatten
ik zal stijven
jij zult stijven
hij/zij/het zal stijven
» meer vervoegingen van stijven