Vertaling van auswandern


Duits
Nederlands
auswandern {ww.}
uittrekken
uitwijken
emigreren

ich werde auswandern
du wirst auswandern
er/sie/es wird auswandern

ik zal uittrekken
jij zult uittrekken
hij/zij/het zal uittrekken
» meer vervoegingen van uittrekken