Vertaling van beenden

Inhoud:

Duits
Nederlands
beschließen, enden, beenden, endigen, beendigen, erledigen, vollenden, abschließen, schließen, einstellen {ww.}
voleindigen
uitmaken 
besluiten 
beëindigen
afsluiten 
afmaken 

wir beenden
sie beenden

wij voleindigen
zij voleindigen
» meer vervoegingen van voleindigen

schließen, verschließen, zumachen, abschließen, beenden, abstellen, stillegen, abdrehen, zudrehen, einschließen, stecken {ww.}
toedoen
dichtmaken
sluiten 
dichtdoen

wir beenden
sie beenden

wij doen toe
zij doen toe
» meer vervoegingen van toedoen

ein Ende machen, beenden, Einhalt gebieten, einstellen {ww.}
stoppen 
stopzetten
stelpen
staken
opheffen
opbreken
afbreken 

wir beenden
sie beenden

wij stoppen
zij stoppen
» meer vervoegingen van stoppen



Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich habe genug Zeit, um die Hausaufgaben zu beenden.

Er is tijd genoeg om dit huiswerk af te maken.

Ich brauchte fünf Stunden um die Arbeit zu beenden.

Ik deed er vijf uur over om het werk af te werken.