Vertaling van beschließen

Inhoud:

Duits
Nederlands
beschließen, enden, beenden, endigen, beendigen, erledigen, vollenden, abschließen, schließen, einstellen {ww.}
voleindigen
uitmaken 
besluiten 
beëindigen
afsluiten 
afmaken 

wir beschließen
sie beschließen

wij voleindigen
zij voleindigen
» meer vervoegingen van voleindigen

beschließen, entscheiden, sich entschließen, bestimmen {ww.}
besluiten 
beslissen 
zich voornemen
uitmaken 

wir beschließen
sie beschließen

wij besluiten
zij besluiten
» meer vervoegingen van besluiten

Aber wie werdet ihr entscheiden, was wichtig oder nicht wichtig ist?
Maar hoe ga je beslissen wat belangrijk is en wat niet?
Es liegt an Ihnen, zu entscheiden, was Sie machen.
Het is aan jou om te besluiten wat te doen.
dekretieren, verfügen, verordnen, entscheiden, beschließen {ww.}
verordenen
voorschrijven
decreteren

wir beschließen
sie beschließen

wij verordenen
zij verordenen
» meer vervoegingen van verordenen