Vertaling van blaue
Inhoud:
Duits
Nederlands
blaue {bn.}
blauwe
Blau , Bläue {zn.}
blauw
Meine Augen sind blau.
Mijn ogen zijn blauw.
Der Himmel ist blau.
De hemel is blauw.
Bläue {zn.}
blauwsel
blau machen, bläuen {ww.}
blauw maken
blauwen
blauwen
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Maria hat blaue Augen.
Maria heeft blauwe ogen.
Sie hat blaue Augen.
Ze heeft blauwe ogen.