Vertaling van blühen
Inhoud:
Duits
Nederlands
wir blühen
sie blühen
wij bloeien
zij bloeien
» meer vervoegingen van bloeien
Tulpen werden bald blühen.
Tulpen zullen snel bloeien.
Blüte , Blühen {zn.}
bloei
Die Rosen im Garten blühen.
De rozen in de tuin staan in bloei.
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Tulpen werden bald blühen.
Tulpen zullen snel bloeien.
Die Rosen im Garten blühen.
De rozen in de tuin staan in bloei.