Vertaling van brüten
Inhoud:
Duits
Nederlands
brüten {ww.}
broeden op
koesteren
broeden
koesteren
broeden
wir brüten
sie brüten
wij koesteren
zij koesteren
» meer vervoegingen van koesteren
züchten, ziehen, brüten {ww.}
opfokken
fokken
fokken
wir brüten
sie brüten
wij fokken op
zij fokken op
» meer vervoegingen van opfokken