Vertaling van dehnen

Inhoud:

Duits
Nederlands
dehnen, ausdehnen, erweitern, ausweiten, weiten, vergrößern {ww.}
doen uitzetten
dehnen {ww.}
verbreden

wir dehnen
sie dehnen

wij verbreden
zij verbreden
» meer vervoegingen van verbreden

ausbreiten, ausrecken, strecken, ausstrecken, erstrecken, aufspannen, ausspannen, auslegen, auswerfen, aufhängen, recken, ausdehnen, dehnen, erweitern {ww.}
uitstrekken
uitsteken
uitbreiden 
strekken
rekken
ophouden

wir dehnen
sie dehnen

wij strekken uit
zij strekken uit
» meer vervoegingen van uitstrekken