Vertaling van draußen
Voorbeelden in zinsverband
Es schneit draußen.
Het sneeuwt buiten.
Draußen ist es kalt.
Het is koud buiten.
Es wird draußen dunkel.
Het wordt donker buiten.
Heute müssen wir draußen schlafen.
Vandaag moeten we buiten slapen.
Es ist noch hell draußen.
Het is nog klaar buiten.
Heutzutage spielen Kinder nicht draußen.
Tegenwoordig spelen kinderen niet buiten.
Geh nach draußen oder komm herein.
Ga buiten, of kom binnen.
Es scheint draußen warm zu sein.
Het lijkt buiten warm te zijn.
Komm herein. Es ist kalt draußen.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Ich gehe nach draußen spielen. Kommst du mit?
Ik ga buiten spelen. Ga je mee?
Es schneite, doch es war draußen nicht allzu kalt.
Het sneeuwde, maar het was niet erg koud buiten.
Wenn der Ball Dich irgendwo trifft außer am Kopf oder den Händen, bist Du draußen.
Als de bal je ergens anders dan op je hoofd of je handen raakt, ben je af.
Er blieb den ganzen Tag zu Hause, statt nach draußen zu gehen.
Hij is de hele dag thuis gebleven in plaats van uit te gaan.
Es sind gerade zehn Grad und er geht nach draußen in einem T-Shirt. Ich fröstele, wenn ich ihn nur anschaue.
Het is maar tien graden, en hij loopt in een T-shirt buiten. Ik krijg het al koud als ik naar hem kijk.