Vertaling van einüben

Inhoud:

Duits

Nederlands

exerzieren, üben, einüben, einexerzieren, ausbilden, schulen {ww.}

oefenen
drillen

ich werde einüben
du wirst einüben
er/sie/es wird einüben

ik zal oefenen
jij zult oefenen
hij/zij/het zal oefenen
» meer vervoegingen van oefenen

Kann ich mit Ihnen üben?

Kan ik met je oefenen?

Exerzieren [o] (das ~), Üben, Einüben {zn.}

oefening [v]