Vertaling van emsig
Inhoud:
Duits
Nederlands
beflissen, emsig, fleißig, geflissentlich, strebsam {bn.}
ijverig
naarstig
nijver
vlijtig
naarstig
nijver
vlijtig
pflichteifrig, dienstbeflissen, emsig, gewissenhaft {bn.}
geregeld bezoekend
bienenhaft, emsig, Bienen- {bn.}
bijen-