Vertaling van equipieren

Inhoud:

Duits
Nederlands
ausrüsten, equipieren, ausstatten, ausreeden {ww.}
uitrusten
toerusten

wir equipieren
sie equipieren

wij rusten uit
zij rusten uit
» meer vervoegingen van uitrusten



Gerelateerd aan equipieren

ausrüsten - ausstatten - ausreeden