Vertaling van frei

Inhoud:

Duits
Nederlands
frei, geläufig {bn.}
los
onbelemmerd
onbezet
open 
vlot 
vrij
vrijgesteld 
frei, franko {bw.}
kosten inbegrepen
autonom, unabhängig, frei, selbständig {bn.}
autonoom 
zwanglos, ungeniert, unverfroren, unbefangen, frei {bn.}
frank
ongegeneerd
ongedwongen
vrij
vrijmoedig 
vrijpostig
familiär, zwanglos, frei, vertraut, ungezwongen {bn.}
familiaar
gemeenzaam
vertrouwd
vertrouwelijk
unverfroren, ungeniert, zwanglos, frei, ungezwungen, unbefangen, unverblühmt {bw.}
voor het vaderland weg
vrij


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Es ist frei.

't Is gratis.

Ich nehme mir morgen Nachmittag frei.

Ik neem morgenmiddag vrij.

Tom nimmt sich ein paar Tage frei.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Er nahm sich eine Woche frei.

Hij heeft een week vrij genomen.

Das Mittelalter gab die Bühne frei für die Renaissance.

De middeleeuwen maakten plaats voor de renaissance.

Haben Sie noch Zimmer frei?

Heeft u nog kamers beschikbaar?

Alle Menschen sind frei und gleich an Würde und Rechten geboren. Sie sind mit Vernunft und Gewissen begabt und sollen einander im Geist der Brüderlichkeit begegnen.

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.