Vertaling van geneigt

Inhoud:

Duits
Nederlands
geneigt, aufgelegt {bn.}
geneigd
neigen, hinneigen {ww.}
doen overhellen
neigen
buigen

ich habe geneigt
du hast geneigt
er/sie/es hat geneigt

ik heb geneigd
jij hebt geneigd
hij/zij/het heeft geneigd
» meer vervoegingen van neigen

Lust haben, geneigt sein, neigen, mögen {ww.}
neigen

ich habe geneigt
du hast geneigt
er/sie/es hat geneigt

ik heb geneigd
jij hebt geneigd
hij/zij/het heeft geneigd
» meer vervoegingen van neigen



Gerelateerd aan geneigt

aufgelegt - neigen - hinneigen - Lust haben - geneigt sein - mögen