Vertaling van heil

Inhoud:

Duits
Nederlands
Heil [o] (das ~) {zn.}
heil 
uitkomst
verlossing [v]
uitredding [v]
redding [v]
berging [v]
behoud  [o]
gesund, heil {bn.}
fit
gezond
valide
Gnade [v] (die ~), Heil [o] (das ~), Huld {zn.}
genade [v]
behandeln, heilen, kurieren {ww.}
cureren
behandelen 
genesen, heilen {ww.}
genezen
helen
beter worden
Diese Medizin wird deine Hautkrankheit heilen.
Dit medicijn zal je huidziekte genezen.


Gerelateerd aan heil

Heil - gesund - Gnade - Huld - behandeln - heilen - kurieren - genesen