Vertaling van heimisch

Inhoud:

Duits
Nederlands
gemütlich, heimisch, häuslich, traut {bn.}
gezellig
huiselijk
häuslich, heimisch, traut, Heim-, Heimat- {bn.}
eigen 
huiselijk
vertrouwd


Gerelateerd aan heimisch

gemütlich - häuslich - traut - Heim- - Heimat-