Vertaling van herstellen

Inhoud:

Duits
Nederlands
aufrichten, aufschlagen, gründen, herstellen, zurichten, aufstellen {ww.}
vestigen 
oprichten
opslaan
neerzetten

ich werde herstellen
du wirst herstellen
er/sie/es wird herstellen

ik zal vestigen
jij zult vestigen
hij/zij/het zal vestigen
» meer vervoegingen van vestigen

machen, tun, stellen, bereiten, ausführen, verrichten, erledigen, abstatten, begehen, schließen, anfertigen, herstellen, erzeugen, hervorbringen, erschaffen, unterbreiten, halten, geben, schneiden, brauen, zurechtmachen, ordnen, zubereiten, bewirken, verursachen, hervorrufen, veranlassen, erregen, anrichten, ernennen, abhalten {ww.}
doen 
maken 
uitvoeren 
uitrichten
uitbrengen
bedrijven 
aanmaken 

ich werde herstellen
du wirst herstellen
er/sie/es wird herstellen

ik zal doen
jij zult doen
hij/zij/het zal doen
» meer vervoegingen van doen

Was muss ich tun?
Wat moet ik doen?
Was willst du tun?
Wat wil je doen?
fabrizieren, herstellen, fertigen {ww.}
vervaardigen
maken 
aanmaken 
fabriceren 

ich werde herstellen
du wirst herstellen
er/sie/es wird herstellen

ik zal vervaardigen
jij zult vervaardigen
hij/zij/het zal vervaardigen
» meer vervoegingen van vervaardigen