Vertaling van herumflattern
Inhoud:
Duits
Nederlands
flirten, herumflattern, liebeln, tändeln, flattern, hin- und herflattern, gaukeln, wehen, poussieren {ww.}
ich werde herumflattern
du wirst herumflattern
er/sie/es wird herumflattern
ik zal wapperen
jij zult wapperen
hij/zij/het zal wapperen
» meer vervoegingen van wapperen