Vertaling van kommen
wir kommen
sie kommen
wij komen
zij komen
» meer vervoegingen van komen
Voorbeelden in zinsverband
Woher kommen Sie?
Waar kom je vandaan?
Kommen sie morgen hierher?
Komen ze morgen hiernaartoe?
Wann kommen wir an?
Wanneer zullen we er zijn?
Kommen sie auch?
Komen zij ook?
Er wird bald kommen.
Hij komt snel.
Er wird bestimmt kommen.
Ik weet zeker dat hij komt.
Er soll sofort kommen!
Hij moet onmiddellijk komen.
Sie kommen nicht heute.
Ze komen niet vandaag.
Sie müssen morgen kommen.
Ge zult morgen moeten komen.
Wird die Polizei kommen?
Zal de politie komen?
Können Sie kommen?
Kan je komen?
Vermutlich wird er nicht kommen.
Hij komt waarschijnlijk niet.
Kannst Du am Sonntagabend kommen?
Kunt ge zondagavond komen?
Warum können Sie nicht kommen?
Waarom kunt ge niet komen?
Er müsste jeden Moment kommen.
Hij kan er elke seconde zijn.