Vertaling van lernen

Inhoud:

Duits
Nederlands
lernen {ww.}
leren
aanleren

wir lernen
sie lernen

wij leren
zij leren
» meer vervoegingen van leren

Du must intensiv lernen.
Je moet hard leren.
Ich will Schwimmen lernen.
Ik wil leren zwemmen.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Du must intensiv lernen.

Je moet hard leren.

Ich will Schwimmen lernen.

Ik wil leren zwemmen.

Ich möchte Französisch lernen.

Ik wil graag Frans leren.

Ich werde Deutsch lernen.

Ik ga Duits studeren.

Letztendlich muss jeder selbst lernen.

Tenslotte moet iedereen zelf leren.

Schön, dich kennen zu lernen.

Aangenaam kennis te maken.

Du musst aus Fehlern lernen.

Je moet leren van je eigen fouten.

Du musst aus Fehlern lernen.

Ge moet leren uit uw fouten.

Tom und Maria müssen Zusammenarbeit lernen.

Tom en Mary moeten leren om samen te werken.

Lasst uns dieses Gedicht auswendig lernen.

Laten we dit gedicht uit ons hoofd leren.

Niederländisch ist nicht schwer zu lernen.

Nederlands leren is niet moeilijk.

Er ging dorthin, um Englisch zu lernen.

Hij ging daar naartoe om Engels te leren.

Es ist schwierig, eine Fremdsprache zu lernen.

Het is moeilijk om een vreemde taal te leren.

Es ist schwierig, eine Fremdsprache zu lernen.

Het is moeilijk om een vreemde taal te leren.

Ich werde heute Nachmittag Englisch lernen.

Ik ga vanmiddag Engels oefenen.