Vertaling van loslösen
Inhoud:
Duits
Nederlands
ablösen, loslösen, auseinandermachen {ww.}
losweken
ich werde loslösen
du wirst loslösen
er/sie/es wird loslösen
ik zal losweken
jij zult losweken
hij/zij/het zal losweken
» meer vervoegingen van losweken