Vertaling van mögen
wir mögen
sie mögen
wij lusten
zij lusten
» meer vervoegingen van lusten
verzot zijn op
dol zijn op
wir mögen
sie mögen
wij waarderen
zij waarderen
» meer vervoegingen van waarderen
wir mögen
sie mögen
wij hebben lief
zij hebben lief
» meer vervoegingen van liefhebben
wir mögen
sie mögen
wij wensen
zij wensen
» meer vervoegingen van wensen
wir mögen
sie mögen
wij neigen
zij neigen
» meer vervoegingen van neigen
wir mögen
sie mögen
wij waarderen
zij waarderen
» meer vervoegingen van waarderen
Voorbeelden in zinsverband
Alle mögen ihn.
Hij is door iedereen graag gezien.
Sie mögen mich nicht.
Ze houden niet van mij.
Mögen Sie diese Farbe?
Vind je dit een mooie kleur?
Mögen Sie Tennis?
Vindt u tennis leuk?
Mögen Sie Musik?
Hou je van muziek?
Alle mögen große Pizzas.
Iedereen houdt van grote pizza's.
Mögen Sie Äpfel?
Vind je appels lekker?
Wir mögen keine Gewalt.
We houden niet van geweld.
Alle meine Freunde mögen Fußball.
Al mijn vrienden houden van voetbal.
Wir mögen den Regen nicht.
We houden niet van regen.
Nicht alle Kinder mögen Äpfel.
Niet alle kinderen houden van appels.
Katzen mögen es nicht, nass zu werden.
Katten zijn niet graag nat.
Tom und Maria mögen beide alte Filme.
Tom en Mary houden allebei van oude films.
Ich bin mir sicher, dass du es mögen wirst.
Ik weet zeker dat je het leuk zult vinden.
Pferde mögen keine Butterblumen, sie lassen sie auf der Wiese stehen.
Paarden houden niet van boterbloemen, die laten ze gewoon staan in de wei.